De Resident is een jaar of tien geleden totstandgekomen op initiatief van Gemeente, Rijksgebouwendienst en MAB: ontwikkelaar Ton Meijer, Rijksbouwmeester Kees Rijnboutt en Wethouder Peter Noordanus hebben samen met Frans Evers van de Rijksgebouwendienst programma en masterplan begeleid van Krier, Soeters, Daan, Dirrix en ondergetekende. Bij de latere architectonische uitwerking werd de groep architecten uitgebreid met collegaas van naam: Graves, Karelse en Natalini. Het plan rijpte van visie tot een bouwbaar masterplan tot gerealiseerde gebouwen en straten.
Een werkwijze die wat tijd kostte, maar alle neuzen dezelfde kant op kreeg –niet in de laatste plaats door de begeleiding van Rijnboutt die onlangs hiervoor terecht een onderscheiding ontving. Hoewel de Resident nog niet helemaal af is kan al wel een oordeel geveld worden over de wijze waarop de spectaculaire toename van bouwvolume in het stadsbeeld is ingepast. De keuze voor Krier –een man met een uitgesproken visie– was een polemische stellingname mbt de stedenbouwkundige inpassing en hiermee verwierf het plan BANK/De Resident direct sympathie bij media en publiek. De cityvorming rond het Centraal Station ontbeerde juist een sterke visie op openbare ruimte, op de aansluiting met de binnenstad en ontbeerde een visie op de inpassing van de hoogbouw. Krier ontwikkelde een voorstel om de Resident te ontwerpen als een plak van 6 tot 10 laagse bebouwing van woningen en kantoren waarin de stedelijke ruimte is uitgesneden; daartussen hogere ‘naalden’ met een eigen identiteit aan de hand waarvan je je in de stad kunt oriënteren. Het zijn allemaal ‘traditionele’ stedenbouwkundige noties die door Krier opnieuw zijn ingezet en die nog bestonden toen Dudok zijn masterplan maakte voor de omgeving van het Spuikwartier, maar verdwenen waren in de tijd van de objectmatige stedenbouw: Zwolsmans plan Nervi, de ministeries van van Lucas&Niemeijer, het Centraal Station en het Prins Bernardviaduct. Weebers Forumplan/Spuikwartier bracht aarzelend de kavelsgewijze bebouwing terug –en daarmee continuiteit van het stratenpatroon–, maar de door Weeber voorgestane bebouwing bestond nog steeds uit objecten ter grootte van een bouwblok: elk blok één gebruik, één opdrachtgever en één individuele architectuur. De Resident biedt de radicaliteit die Weebers Spuikwartier nog ontbrak: de moed en creativiteit om aanvaardbaar de hoogte in te gaan, om straatprofielen met nog ongekende maten te ontwerpen, discipline om de architecten binnen samenhangende themaas te laten werken en de moed om functies in bouwblokken te integreren. Natuurlijk is er ook kritiek op de Resident en veel kan nog beter. Er is op maaiveld teveel ‘doodse’ gevel met technische ruimtes, laadruimtes, transformatoren en wat niet al, veel winkels zijn wat al te benepen zodat een ‘Dudok’ er nooit in zal passen en tenslotte kan architectuur natuurlijk nooit ieders smaak zijn. En natúúrlijk moeten die ambtenaren tussen de middag de bedrijfskantines uit en de stad in. Maar er is een stedelijke menging van gebruik gerealiseerd, er is een architectonische en stilistische samenhang gerealiseerd en er zijn nieuwe stedenbouwkundige ruimtes toegevoegd aan de stad. Je mocht verwachten dat dit Winning Team –MAB, Gemeente, Rijksgebouwendienst– zulke lessen heeft geleerd van de Resident: na Dudok, Lucas&Niemeijer, Weeber en Krier zou het plan Wijnhaven het sluitstuk moeten gaan vormen tussen binnenstad en Rivierenbuurt.
The Missing Link
Arend Hilhorst zegt ervan overtuigd te zijn dat de stedenbouwkundige studie Wijnhaven van Richard Meier direct vergelijkbaar is met de Resident van Krier: er komen immers óók terrasjes en straks gaan we de gebouwen misschien ook wel metselen. Natuurlijk is het een stedenbouwkundige studie en is het dus te vroeg is om deze op architectonische uitwerking of suggestie te beoordelen. Hij heeft ook gelijk dat Meiers visie à priori stedelijke functies moest opnemen –een café, een terras, een bioscoop, winkels, woningen enzovoorts. De wethouder opent daarmee alleen niet een fundamenteler stedenbouwkundige kritiek. Meier is gevraagd een stedenbouwkundige visie neer te leggen: wat moet er na Dudok, Lucas&Niemeijer, Weeber en Krier gebeuren op deze landtong die te ondiep en langgerekt is om zich los van de context te ontwikkelen maar waarop een omvangrijk programma van eisen moet worden geaccomodeerd. Waar behoefte was aan een ruwe schets in krijt of viltstift, blokken piepschuim en een vlammend betoog is door Meier droogjes gereageerd. Het plan lijkt slechts de rationele en ingehouden accomodatie van het programma van eisen en op een samenhangende visie op de kwaliteit van de openbare ruimte, de voorzieningen op maaiveld en de eerste 6 verdiepingen én op een betekenisvolle toevoeging aan het silhouet van het stadsgezicht kan niemand Meier betrappen. Volgens Schmitt is het gebied te klein om nog eens een zelfstandige visie te materialiseren maar dan is het de vraag waarom Meier een plan met zo weining eigen overtuigingskracht tussen Weeber, Krier, Binnenstad en Rivierenbuurt klemt. Daarom ook moet de vertegenwoordiging van de burgerij de pragmatiek van het plan amenderen. Zo stelt de PvdA dat het plan veel minder mag kosten (nu al!). Het CDA formuleert haar plankritiek scherp door te stellen dat hetzelfde vastgestelde programma van eisen gehuisvest moet worden in een kleiner volume met minder hoogbouw: geen van de raadsleden stelt de voor de hand liggende vraag of de omvang van het programma van eisen niet teruggebracht moet worden. Net als bij de Resident destijds lijkt het alsof noch de Gemeente, noch de Rijksgebouwendienst de hand hebben in de omvang van het te realiseren bouwvolume.
Manhattanisme?
Hoogbouw dient bij stedelijke inpassing op twee schaalniveaus ontworpen te zijn: hoe vormen de bouwmassaas de stedelijke ruimten voor de wandelaar en hoe geeft de toren betekenis aan het stedelijk panorama. Rockefeller Plaza is het wereldwonder waar strenge hermetische architectuur en een genadeloze bouwhoogte een wonderbaarlijk aangename openbare buitenruimte maken: het plein is door de bouwvolumes vorm gegeven en het maaiveld is met stedelijke functies bezet. Wanneer het plein klopt en de voet van de hoogbouw staat goed aan de straat dan doet de hoogte er blijkbaar minder toe –zie de Muzentoren op het Muzenplein of de St Jacobstoren aan de Groenmarkt.
Nergens in de plantoelichting is duidelijkheid gegeven hoe Meier de steegjes, straatjes en doorsteken een stedelijk profiel met hoge kwaliteit kan geven. Niet alleen is het aantal dwarsdoorsteken Turfmarkt-Schedeldoekshaven niet toegenomen –ook liggen deze niet opvallend beter dan de huidige. Met een beetje voorstellingsvermogen is op de compositie als vorming van openbare ruimte veel af te dingen –zoals het steegje dat overbouwd wordt door een uitkragende gehoorzaal. De enige stedenbouwkundig vondst is wat mij betreft de vergoting van het pleintje tussen Muzentoren, beide Ministeries en Forumkantoren (kop stadhuis) dat zo
een ankerpunt kan zijn voor het plan Wijnhaven. De nieuwe cour tussen beide ministeries tegenover Soeters Helicon is daarentegen bizar. Deze cour d’honneur -ruimtelijk afgesloten door een overbouwing à la VWS– wordt bovendien verdubbeld met het hoekpleintje aan het Zwarte Water. In plan Wijnhaven staan er straks vijf ministeries op 4 straathoeken waar de Zwarte Madonna nu nog voor enige stedelijke menging zorgt.
In het gezicht op Den Haag is de Resident een aanwinst: de torens hebben elk een eigen identiteit en hebben toch een gelijke karakteristiek. De hoogteverschillen, de grondvorm, de bekroning –alles werkt samen. Meiers Wijnhaven lijkt een slagorde van zerken in het panorama: daar zijn de motorblokken van Justitie en Binnenlandse Zaken nog heilig bij simpelweg omdat ze met z’n tweeën zijn.
Simcity!
Eerder hebben we hier de vraag opgeworpen welke verbeteringen er voor de stad doorgevoerd zouden kunnen worden wanneer beide ministeries en de Zwarte Madonna nu eens geruimd zouden worden. Wat stelt Meiers plan Wijnhaven nu precies voor met betrekking tot themaas op verschillende schaalniveaus zoals die door de Resident verder zijn gebracht: de openbare ruimte, de kwaliteit van de stad op de schaal van de voetganger, de betekenis van de functies op maaiveld, de functies op de eerste 6 verdiepingen en de betekenis van hoogbouw?
Plan Wijnhaven lijkt al te zeer op een compositie van overal inzetbare puzzelstukjes: zoals Simcity zich laat spelen als economisch proces, maar niet als stedenbouwkundig ontwerp op verschillende schaalniveaus.