Over Schoonheid (BNA kring West 11 mei 2007)

mei 2007

Schoonheid is een plicht

Vandaag geven ‘wij, architecten’ elkaar weer eens prijzen, een van de onhebbelijke gewoonten van onze beroepsgroep. Onhebbelijk omdat het veel interessanter is om van ànderen te weten wat ze van ons werk vinden en dan vooral pas over 15 jaar; architectenwerk heeft immers een andere hartslag dan die van kledingontwerp of popmuziek. Gelukkig kunnen we de wederzijdse schouderklopperij vandaag compenseren door over Schoonheid te spreken. Ik wil U daarbij niet teveel met lelijkheid confronteren en evenmin wil ik het met U samen lekker eens zijn hoe lelijkheid in ons leven ontstaat, gestimuleerd en gerealiseerd wordt. In vijftien minuten wil ik U zo ver krijgen dat we met elkaar afspraken kunnen maken hoe we ons als ontwerpers, als vormgevers beter in kunnen zetten om elke dag de Schoonheid te dienen. Er zijn vandaag geen geniën in de zaal: geen Calatrava, Duiker, Berlage of van Campen. Daarom gaan we het hebben over sensibiliteit en professionaliteit.

Groningen
De stadtjers van Groningen mochten van een culturele elite onlangs kiezen uit zeven manieren om de binnenstad te slopen. Die elite heeft het smakeloze idee gehad de mening van de bevolking te willen horen over een zevental door hen gekozen modernistische architecten. De strop, de kogel, de stoel, de spuit, de gifbeker, de valbijl en de gaskamer werden verbeeld door zeven plannen voor een locatie op een binnenterrein naast de Martinitoren. Het gemeentelijke programma van eisen was veel te groot voor de locatie: geen van de modernistische architecten gebruikte status of aandacht om dit te kritiseren en een alternatieve distributie van het programma in de stad onder te brengen. In de –jawel- 68 pagina’s tellende plantoelichting van de winnaars komt het woord mooi en het woord Schoonheid niet één keer voor. De vakjury gebruikt in haar eindrapport het woord mooi slechts in de context van een ‘mooi dakenlandschap’ – een meer dan potsierlijke tekst wanneer je de maquette van het beoogde stadsgezicht ziet. Jan den Boer schreef naar aanleiding van deze poppenkast in de Volkskrant een vlammende oproep aan de politiek om zich niet meer neer te leggen bij de dogmatische voorselecties van Welstandsadviseurs of Rijksbouwmeesters, maar de zoektocht naar een passende Schoonheid centraal te stellen.

Schoonheid
Over smaak valt te twisten en over Schoonheid des te meer. Smaak raakt – net als opinie, geloofsovertuiging en kunne – de integriteit van het individu, maar Schoonheid is wat anders dan smaak of uitstraling, Schoonheid ís en heeft in Nederland een eigen canon. Ik vraag U morgen voor U zelf na te gaan wanneer U in relatie tot de gebouwde omgeving voor het laatst een sterke Schoonheidservaring beleefde. Ik vraag U na te gaan of dat in onze stad, ons land of op ons continent was. Ook vraag ik U bij uzelf te rade te gaan of U een dergelijke emotie wel eens heeft gehad bij enig gebouw uit de periode 1970-1990. Ik hoor nog van U.

Architecten laten zich over Schoonheid als generiek onderwerp ten onrechte niet uit. Hooguit maken ze schampere opmerkingen of verzet hun handelen zich stilzwijgend daartegen. Spreken over Schoonheid blijkt de goden verzoeken: Erick van Egeraat zei in een interview in NRC onlangs nog hele redelijke dingen maar die konden eenvoudigweg niets te maken hebben met de afbeeldingen van zijn afzichtelijke gebouwen. Wat maakt het verschil tussen woord en daad?

Woorden schieten blijkbaar tekort: architecten zeggen veelal hetzelfde, vinden ook hetzelfde mooi maar bouwen toch uiteenlopende en ronduit lelijke dingen. Is architectuur en stedenbouw dan uitgesloten van een Schoonheidsbeleving, door budget, regelgeving, traditie? 

Bij de vrije kunsten –beeldhouwkunst, schilderkunst, muziek en dichtkunst– is het direct aanspreken van emoties de wonderbaarlijke bestaansvoorwaarde voor de kunst zelf. Bij de gebonden kunsten –kunstnijverheid, industriëel ontwerp, bouwkunst– is dat moeilijker. Nut en noodzaak wedijveren weliswaar met verleiding en behagen, maar de ruimtelijke ervaring is ons unieke onvervreemdbare middel waarmee we als vormgevers direct de emotie van het publiek raken –de begrenzing om ons heen, beschutting en openheid, licht en uitzicht en de ervaring van detail met de materialisering op de schaal van de handpalm. Of het nu gaat om het interieur van een kamer, een zaal, een plein, een straat, een tuin of een dorpsrand.

Schoonheidservaring is direct en vraagt nauwelijks toelichting. Schoonheidsbeleving is indirect en geeft kwaliteiten meteen prijsgegeven zijn een mooi schilderij, meubel of gebouw kan je dagelijks bekijken zonder dat het een moment verveelt.

Landschap
Ons landschap, onze stedenbouw zijn het resultaat van menselijk ingrijpen in onze natuur en in Nederland betekent het dat we in anderhalf millennium ons land hebben vergroot en enkele malen opnieuw hebben vormgegeven. Sturend daarbij zijn geweest de strijd tegen het water, de winning van zand en turf, de groei van maat en aantal dorpen en steden, efficiënte verkeersverbindingen over water en land en tenslotte de omvorming van ons landschap ten behoeve van industriële productie van vee en akkerbouwproducten. Dit productivisme heeft geleid tot verlies aan rauw landschap, heeft geleid tot monotonie, een grove schaal en een zekere leegheid. In enkele gevallen heeft het tot resultaten geleid waar we aan gewend zijn geraakt en die we zijn gaan waarderen: de 17e eeuwse droogmakerijen, maar ook ‘het groene hart’ tussen Bodegraven en Alphen, de plantages van mijnhout op de Veluwe en in WestBrabant die we nu bossen noemen. Onze generatie herverkavelt het landschap van intensieve veehouderij en akkerbouw en staat op het punt grote delen van ons land te versjacheren of te verparken. Het rauwe, nauwelijks bewoonde landschap dat we ver weg op vakantie zoeken en dat we op 17e eeuwse schilderijen nog terugzien is een welkome inspiratie het landschap andermaal te transformeren tot betekenisvolle ommelanden van onze steden en dorpen.

Jaarringen
Samenhang en harmonie maken delen en ensembles zichtbaar; contrasten breken ensembles op in fragmenten. Wanneer de architectuur, maat en functies van gebouwen verwant zijn kan de stadsbouwkunst ervaarbaar worden: je kunt het geheel ervaren en het samenstellende deel. Je kunt de maat van een plein, een laan en een hof voelen als een interieur. Het duidelijkst is dit in de historische kernen van steden en dorpen waar –binnen een zekere bandbreedte van materialen, stijlen en schalen– een rijke gelaagdheid is ontstaan. Om dit te willen is een cultureel zelfbewustzijn vereist en dit vraagt een inspanning van architecten, initiatiefnemers en stedenbouwers. Een van de doodlopende einden van het modernisme was het gedweep met het Contrast als middel om tot Schoonheid te komen. Bij een contrast houden Oud en Nieuw elkaar in een wurggreep en ontstaan er slechts kruimels. Het contrast van de Modernisten was een leugentje om bestwil om destijds überhaupt hun gebouwen gerealiseerd te krijgen –dikwijls ten koste van hun directe omgeving denk maar aan Breuers Amerikaanse Ambassade. 
Die samenhang en harmonie is onbedoeld ontstaan in de jaarringen die onze dorpen en steden kennen: alle stadsuitbreidingen hebben een stedenbouw en architectuur die de waan van de tijd reflecteert. Negentiende eeuw, twintig-veertig gordel, wederopbouwwijken, bloemkoolwijken, Vinex wijken: aan de hand van de kenmerken hiervan kunnen we ons oriënteren in elke vreemde stad en kunnen we een woonomgeving kiezen die ons het beste past. 

Tectoniek
Bouwkunst bestaat niet zonder bouwkunde en de oorsprong van de bouwkunst in de bouwkunde is één van haar bronnen. Daarom is de amateuristische herbouw van het Floriade paviljoen een schandvlek voor de TUDelft. 
Een lijst, een muuranker, een dakkapel: betekenis van elk onderdeel kan uitgedrukt worden in geëigend ornament. De levende traditie waar die een onderdeel van uitmaken zijn niet meer en niet minder dan een canon van werkende uitvindingen die we moeiteloos elke dag kunen gebruiken tot we een betere vinden.

Zorg
Schoonheid schept Schoonheid en Schoonheid is duurzaam. Iets moois, iets dat niet onverschillig laat, wordt beter onderhouden dan iets lelijks: Schoonheid doet een beroep op haar rentmeester die Schoonheid te onderhouden. Schoonheid is het ultieme middel waarmee het object (een voordeur, een kroonlijst, kozijn, stoel, beeld, schilderij, stofzuiger) buiten zijn functionele onmisbaarheid, zijn directe nut, zijn bestaan kan rekken. Een van de belangrijkste middelen om inhoud te geven aan ons bestaan is het geven van zorg: aan elkaar, aan hen die zorg nodig hebben, zorg aan onze planeet en zorg aan wat we tot stand gebracht hebben. De stad –de fysieke bouwmassa waarin we in staat zijn in grote groepen met elkaar samen te leven– is een economische, sociale en culturele prestatie die onze dagelijkse zorg en inspanning verdient. 

Victor Freijser heeft zich voor mij onsterfelijk gemaakt door ooit in twee minuten op de radio in begrijpelijk Nederlands uit te leggen wat er in onze stad te genieten valt om ons heen. Elke dag weer. Schoonheid definieert ons, Schoonheid is een plicht en elke dag dat we verzaken, is een schande.