Oude en Nieuwegein

Interview bij gereedkomen van Nieuw Vreeswijk Gevelbouw maart 2006

OUDE EN NIEUWEGEINThema van deze GevelBouw is de verhouding oud-nieuw. Vooral bij nieuwbouw in traditionele stijl speelt die verhouding. Het beeld is oud. Maar hoe zit het verder?Erik Stekelenburg sprak met architect Peter Drijver van Scala architecten naar aanleiding van een net bewoond  project in Nieuwegein. Tekst en foto’s: Erik Stekelenburg.Aan de noordoever van de rivier de Lek ligt, ter hoogte van Vianen de oude kern Vreeswijk, gemeente Nieuwegein. Sluizen, kades, witte brugjes en schattige huisjes; het ligt erbij als een schilderij van Anton Pieck. Bij de binnenhavens, nog geen kilometer landinwaarts wordt het pittoreske beeld herhaald, weliswaar zonder sluizen en bruggen. Drie verstilde straatjes op drie centrale parkeervoorzieningen in de wijk Nieuw Vreeswijk, autovrij nog wel en met hofjes. De kades grenzen echter niet aan water maar ontstaan doordat parkeergarages half boven het maaiveld steken. En tussen Nieuw en Oud Vreeswijk ligt woningbouw uit de jaren zestig. De aansluiting op de context waar traditionele architecten zich op laten voorstaan wordt hier dan ook niet ingelost.Waarom hebben jullie gekozen voor deze traditionele stijl?”De opdrachtgever vroeg er niet om. Het idee was om net als bij Nieuw Terbregge van Mecanoo, een houten deck te maken waaronder je de geparkeerde auto’s kon zien met open vides. Brrr dachten we. We waren gevraagd om de kleinste en goedkoopste huizen te ontwerpen, sociale koop- en huurwoningen boven centrale parkeerplekken. Daarom hebben we de kleine huizen aan de kade bij de oude sluis in Vreeswijk als model genomen. (Als je in Vreeswijk wilt wonen wil je dat je huis niet lijkt op de huizen in Nieuwegein maar op de huizen in Vreeswijk.) Met de gebruiksmogelijkheden van de autovrije straatjes uit de tijdloze schilderijen van Pieter de Hooch en Johannes Vermeer. Dat werd getolereerd omdat de woningen toch op een binnenterrein staan.Het succes van de woningen op de kopersmarkt, dat tot die tijd stagneerde, leidde tot herontwikkeling van het haventje. En het strakmoderne plan van Claus en Kaan waarvan de werktekeningen al gereed waren, verdween in de prullenbak.”

 


Een succes dus, gingen ook alle deuren open?
“Traditionele oplossingen worden niet overal met enthousiasme ontvangen. Dat heeft te maken met bureaucratische en esthetische conventies. Bepaalde garantiebepalingen verbieden een traditioneel uiterlijk zelfs zonder technisch argument. Zo mogen luiken bijvoorbeeld niet meer op de traditionele manier met duimen en hengen op het kozijn worden gemonteerd, omdat in de garantievoorwaarden staat dat ramen, deuren enzovoorts ín het kozijn worden geplaatst en niet óp. En wat kan er misgaan? Als een metalen bevestigingsmiddel (RVS of messing schroef) in het hout steekt kan zich vocht in het hout concentreren. Daar is een eenvoudige en geaccepteerde oplossing voor. Namelijk een veel gebruikte speciale kunststof plug. Het hielp niet om te wijzen op de luiken bij beide naastgelegen werfwoningen uit 1953. Die hangen nog puik aan het kozijn. Terwijl wij blij zijn als de huidige kozijnen en ramen het 25 jaar volhouden. ”

De nieuwe tijd…
”Het is onvoorstelbaar arrogant om te denken dat je het zomaar beter zou kunnen dan een gebouw dat er al honderden jaren staat. Een oud gebouw is een schatkamer van gestolde kennis, anders stond het er eenvoudigweg niet meer.

 

 

Ik denk dat een wetgevingsbeginsel moet beginnen met het accepteren van die zaken die cultureel verankerd zijn en tot een levende traditie behoren. (Klompen werden een paar jaar terug door de ARBO afgewezen als bedrijfsschoeisel. Een kartel van de verzekeringsindustrie verbiedt een donkergroene voordeur en donkergroene ramen. Het Bouwbesluit verbiedt Amsterdamse stoepen. En dan zijn er nog luiken, enzovoorts.) Als je dat niet accepteert accepteer je je ouders, je voorland en je context niet: een prima startpunt voor een ontwortelde, claim- en wantrouwengerichte maatschappij die zijn identiteit inruilt voor schijnzekerheden. Op grotere schaal zie je het ook bij de sloop van hele wederopbouwwijken ten gunste van de volgende waan van de dag. Zo bouw je ook daar geen verleden op.”

In de gezondheidszorg worden extra risicovolle gevallen wel gedekt.
Als ze in de gezondheidszorg zouden handelen naar wat er in de bouw gebeurt dan zouden de mensen met extra risico’s in een kamp opzij worden gezet. Een donkere kleur als grachtengroen vraagt meer onderhoud dan hele lichte kleuren; wanneer de timmerindustrie met betere houtsoorten zou werken en andere details, zou eventuele schade later ook eenvoudiger te repareren zijn.”


Hoe kunnen de verzekeringen in de bouw en in de zorg zo ver uit elkaar liggen?
”De gezondheidszorg gaat uit van de uniciteit van het menselijk leven en individu. Sinds de woningbouw niet meer een individuele opgave is maar een collectieve opgave, een volkshuisvestingsopgave, een opgave voor corporaties, een politieke opgave, zijn wij gewend om functionele en budgettaire afwegingen te maken. Dat heeft een soms potsierlijk nutsdenken opgeleverd waar heel veel dingen aan onderworpen zijn.“

Is de consument niet voor de regels verantwoordelijk, omdat hij alle risico’s wil uitsluiten?

”Nee, de consument wordt bang gemaakt voor problemen. Van een wat grotere afstand bezien is een grachtenpand misschien wel een stuk beter voor de consument. De verzekeringsindustrie spiegelt ons een gebouw van illusies voor waar we ons in inkopen. Dat heeft ook voordelen want onze pensioenfondsen zitten vol. Maar het is een garantiekartel dat de markt gesloten houdt. Terwijl er soms wordt gewerkt met voorwaarden die ronduit slecht zijn en  waarop we bijvoorbeeld  geen auto zouden kopen. Denk aan het door de timmerindustrie met veel poeha gepushte gelamineerd en gevingerlast hout als alternatief voor tropisch hardhout. Bij schade krijg je het in het gunstigste geval na arbitrage of proces een nieuw kozijn op de stoep afgeleverd en mag je het zelf aanbrengen en beglazen.”
 

Hoe is het zo ver gekomen?
”Met zoveel mensen op zo’n klein oppervlak heb je veel regels nodig. Het grootste probleem is echter dat de regels niet zijn gestoeld op bouwkundige kennis. Ze zijn een compromis van de bovenste beste bedoelingen van mensen zonder kennis van de markt of de techniek enerzijds en overwegingen van producenten of de markt anderzijds. Zo sluit de Vereniging Eigen Huis zich aan bij het Garantie Instituut Woningbouw en verlangt de verkrijgbare garanties. De voorwaarden daarvan zijn opgesteld door een club die verbonden is aan kozijn- en deurfabrikanten: De consument zou zijn garanties zelf moeten formuleren en zich moeten realiseren welke premie hij daarvoor in de koopsom betaalt.


De regels leiden niet automatisch tot een goed product. Sterker nog, je kunt er niet eens op anticiperen omdat een deel van de kennis die je moet hebben om aan de garanties te voldoen geheim is.  Neem bijvoorbeeld de ramen in het project: je wilt eigenlijk een schuifraam maken. The next best thing is dan iets maken dat op een schuifraam lijkt. Zodat niet opvalt dat het anders is. Een tussendorpel of kalf wil je voorkomen want dat wordt wit omdat het met het witte kozijn meedoet. De bovendorpel van het draaikiepraam moet dan achter de onderdorpel van het vaste bovenlicht wegvallen. Die onderdorpel is aanslag en er moet een lat op zitten voor het draaikiepbeslag. Die lat wil je zo dun mogelijk hebben omdat anders de onderregel van het bovenlicht te zwaar wordt. We hebben die lat zo dun mogelijk gemaakt en een traditioneel kwartrond gegeven. Maar het draaikiepbeslag moest worden bevestigd met schroeven van 35 mm voor de inbraakwerendheid. Het hout moest dus minimaal 40 mm dik zijn. Dat hadden wij nooit kunnen weten omdat het document –een TNO-testrapport- alleen is in te kijken voor leden van de SKH. Vraag je bijvoorbeeld waarom het niet 2 schroeven van 20 mm kan zijn, dan volstaan ze met het zeggen van ‘nee dat kan niet want dat is niet getest.’ Maar het rapport krijg je niet te zien. Je kunt dus vooraf niet echt ontwerpen en blijft tot in de uitvoeringsfase sleutelen om de schade te beperken.”

 

Je sprak ook over weerstanden op esthetisch gebied
“Neem nu zo’n kroonlijst. Je krijgt altijd bij welstandscommissies discussie over dat dit een historische lijst is en dat je een eigen lijst moet verzinnen. Maar dat is moeilijker dan je denkt. Iemand bij de welstand in Utrecht zei eens; ‘waarom kan het niet een eigentijdse lijst zijn, dat je ‘m abstraheert?’ Dat is vreemd. Want je kan ook zeggen, en zo zou misschien de echte moderne beweging van de twintiger jaren het hebben geformuleerd: Kun je nu in drie planken de zeggingskracht van die traditionele lijst benaderen? Dat is optimistisch geformuleerd. Oud en Dudok wisten dondersgoed wat zo’n lijst moest doen maar hebben een moeizame strijd geleverd om iets anders te tekenen. Nu zitten we in de omgekeerde wereld. We zijn gewend dat je aan de bovenkant een daktrim met eventueel een plank hebt. En als je met een historisch voorstel komt zegt men:  ‘Nee niet zo’n ding, dan doe je toch gewoon een plank erbij?’ Wat het ding moet doen weten ze niet.”
 

Het reproduceren van oude beelden vandaag de dag vraagt om vernieuwing. Dat is een mooi verhaal maar laat onverlet dat jullie zich hebben verlaten op oude principes. Wat is de waarde daarvan?
“Bepaalde conventies werken gewoon goed. Die zijn gewoon handig. Zo zorgen hofjes ervoor dat je voelt dat je bij de mensen over de vloer komt, te gast bent. Het besef dat je die conventies als middel nodig hebt stond ook aan de basis van de herleving van traditionele architectuur. En juist dat conformisme is in de jaren zestig besmet geraakt. Er zijn overigens ook wijken van de moderne beweging die gewoon goed werken.

 

Zie weer die kroonlijst. Het is niet alleen een esthetisch dingetje van een Montessori leerling die vond dat hij zich zo moest uiten. Het heeft een hele hoop andere kwaliteiten. Zoals nastelmogelijkheden en druipranden die zorgen dat onderliggend lijstwerk schoon blijft.” Drijver wijst naar een moderne lijst van een nieuw appartementengebouw een straat verder. “Een soort spekrol. Maar aan de onderzijde van de ronding blijft het vuil hangen. Waar het oppervlak door de zon beschenen wordt blijft het wel schoon, maar aan noordgevel en aan de onderzijde blijkt vocht en vuil een goede biotoop voor algen en mos. Het gebouw zag er binnen de kortste keren niet meer uit.

Esthetisch moet een lijst aantrekkelijk zijn bij een gedekte hemel en bij zonlicht. De Nederlandse lijsten zijn ook veel zwaarder geprofileerd dan de Mediterrane omdat wij hun licht ontberen.” De architect wijst naar de lijst aan de overkant, de lijst die ook als maquette op de schouw prijkt. “Zelfs bij een hemel als een dweil is er in licht en donker ontzettend veel te beleven. Een ontzettend elegant verfijnd spel. Lijsten beëindigen de gevel tegen de hemel: daardoor brengen ze rust in een compositie en een ruimtelijke ervaring aan het straatperspectief. De profilering kan een groot gebouw heel rank maken en is nodig om de schaal van de wandelaar en de maat van de handpalm erin te krijgen: daar heeft de 'abstracte' vorm van de moderne beweging nooit een antwoord op kunnen formuleren.”

Download PDF