JoJo (Architectenweb magazine 3 juli 2006)

juli 2006

In Maassluis heeft een woningcorporatie het initiatief genomen haar hele bezit aan galerij-flats neer te halen. Zo worden in de Burgemeesterswijk meer nieuwe grondgebonden woningen teruggebouwd in een tuindorp-achtige setting dan er voorheen als flat aanwezig waren. Groter ook en met meer parkeerruimte. Een veelheid aan typen woningen staat straks langs straten, lanen en rond hoven en een heus parkje. Dat er meer woningen terugkomen, is aan twee factoren te danken. De galerijflats leggen immers een aanzienlijk beslag op openbare ruimte, benodigd voor 'kijkgroen'; En verder komt er ook hoogbouw terug, alleen waar daadwerkelijk sprake is van uitzicht, namelijk aan het Haringvliet. Onlangs berichtte de ontwikkelende aannemer dat de traditioneel ogende woningen gedurende de uitvoering veranderd worden: het wit geschilderde metselwerk wordt uitgevoerd in een witte metselsteen. De traditioneel groene kleur voor ramen en deuren zijn verboden en de gemetselde schoorstenen op het dak worden uitgevoerd als polyester mock-up met kunststof steenstrips.

De integere ambitie van de corporatie - investeren in een levende buurt die duurzamer is dan galerijflats - wordt niet gehonoreerd door de kruidenierspragmatiek van de ontwikkelende aannemer. Niet alleen geeft dit voorbeeld goed het spanningsveld weer tussen de 20e-eeuwse corporaties en de 21e-eeuwse marketeers van de aannemerij, het reflecteert ook de wijze waarop de bouwwereld reageert op het marktverlangen naar traditionele architectuur en stedenbouw. Een verlangen dat juist verder gaat dan alleen het oppervlakkig beeld van een 5.40-woning. Met zijn aantreden als hoogleraar restauratie aan de TU-Delft heeft Jo Coenen in het hol van de leeuw gesproken over alledaagse waarnemingen met een gezond verstand. De versnelde verwoesting van het Hollandse landschap, de pretentieuze planning en ten slotte de almaar dunner wordende kennis en kunst van de ontwerpers ten opzichte van het uitvoerende bouwbedrijf, marketeers van vastgoed en de bijbehorende cohorten bouwmanagers en adviseurs. Zo geruststellend als Jo's waarnemingen ook mogen zijn, zo onvoldragen nog is zijn actieplan. En daar zou hoop op gevestigd moeten kunnen worden. Modificatie, interventie en transformatie zijn de bezweringsformules waarmee verleden en toekomst, schoonheid en discipline, gebruik en aanpassing moeten worden gedefinieerd. Catshuis en Rijksmuseum tonen waar een tekort aan architectonische sensibiliteit en kennis toe kan leiden bij eigentijds modificeren, interveniëren en transformeren. Dat is geen versmelting maar een contrast, waar de eigentijdse ontwerper zich de rol van koekoeksjong aanmeet. Dat is een gevaarlijke benadering waarbij Duikers Zonnestraal net zo makkelijk een pannendak had kunnen krijgen. De ontwerponderzoeksprojecten van RMIT moeten worden uitgebreid met voor de hand liggende vragen die het traditionele ontwerp openlegt voor de architectuur- en stedenbouwstudent  van vandaag. Het succesvolle sobere classicisme, dat vanaf begin 18e eeuw de woonhuisarchitectuur en het stadsbeeld van ons land is gaan bepalen, biedt een inspiratiebron waar schoonheid, individualiteit en eenvoud hand in hand gaan. Vergeet het woord historie en stel dat dit moderne ontwerpen zijn met een intelligente bouwkunde, breng de schoonheid van ruimte, opstand en ornament met de kennis van het werkverband restauratie op begrip. Detailleer vervolgens op de maat van een handpalm. Voel hoe spannend het is om er afstand van te nemen in een eigen ontwerp en toch de kracht ervan vast te willen houden. Kennis van gebouwen en kennis van monumenten zijn per definitie startpunt voor elke ontwerper: stedenbouwkundig en architectonisch. Het zou mooi zijn dit vanuit de restauratiediscipline naar de architectuur terug te brengen, Jo. Het lijkt me ook de enige weg om polyester schoorstenen voorgoed uit te bannen.

(lees verder: www.rmit.nl)