Een nest van Kauwgummi

(Bouw 12/13 1991)

Annie MG Schmidt:"Er waren eens twee vogeltjes, die gingen samen trouwen.Ze hadden het erover, wat voor nest ze zouden bouwen.Van takjes! zei het mannetje, van takjes is het beste,van takjes en van pluisjes maken alle vogels nesten!Hè Jakkes, zei het vrouwtje toen, dat is zo ouderwets!Ik wil zo graag iets anders, iets moderns en tóch iets néts.Van plastic? zei het mannetje of liever van beton?Van rubber, of van ijzerdraad, of van gegolfd karton?Je zegt maar wat je hebben wil, ik zal je het wel gevenal is 't een nest van kuwgummi, het is mij om het even! (enz)"(uit:: Ziezo, Amsterdam 1987) 

Transparantie
Het kokette kamerscherm van Eileen Gray, dat lijkt te bestaan uit op elkaar gestapelde rechthoekige vlakken, is dubbelzinnig: het is een scherm máár met spiekgaten. In de Franse architectuur zijn hiervan veel mooie voorbeelden te vinden: de gestapelde prefabbetonkaders van Perret, de geperforeerde gevelpanelen van Jean Prouvé en de geperforeerde beton brut wanden van Le Corbusier.
Het mysterieuze Glazen Paviljoen van Bruno Taut van de Werkbundtentoonstelling van 1924 heeft wanden, vloeren, trappen en zelfs een dak van glas, maar nergens is het glas doorzichtig-afwezig. Het glas breekt het licht en dat licht geeft vorm aan de omhulling. Iets dergelijks vinden we in Maison de Verre van Pierre Chareau: vluchtheuvel van rust, hygiëne en culturele avant-garde in een hele gewone Parijse straat op een hele gewone cour. De wanden van glazen bouwstenen laten licht door zonder elkaar uitzicht te bieden op de werelden die zij van elkaar scheiden.

Hoe verschillend ze ook zijn, dit zijn voorbeelden waarbij de transparantie alleen bestaat bij de gratie van haar tegendeel, namelijk de ondoordringbaarheid van het vlak. Zoals voor Rietveld de onbegrensde ruimte pas bestaat wanneer je de begrenzing ervan realiseert.
Anders ligt het bij de transparantie van de technologen. Niet zozeer de architectonische betekenis van transparantie is voor hen het startpunt -dat wordt overgelaten aan de architecten die zij advizeren. Veel eerder is het de technologische uitdaging om datgene te realizeren wat doorgaans voor onmogelijk gehouden wordt: het Spektakel. De negentiende eeuwse ingenieursprestaties zijn dan ook de grote voorbeelden voor de technologen: Paxtons Crystal Palace en de Palm Houses verbeeldden in de 19e eeuw de flonkerende kristallen toekomst. Niet zozeer omdat de transparantie er de hoofden op hol bracht, maar omdat de kolossale afmetingen en de betrekkelijke afwezigheid van traditionele constructies en materialen een verpletterende indruk maakten.

La Villette en Berlages Beurs
Een trendsettend voorbeeld van een nieuwe technologische oplossing voor een glazen gevel is Willis Faber + Dumas, Ipswich. Dit kantoorgebouw werd in 1977 ontworpen door Norman Foster, en aan de gevel werkten -van het vermaarde ingenieursburo Ove Arup- onder andere Peter Rice, Martin Francis en Ian Ritchie. Het bijzondere van dit verglaasde kantoorgebouw is dat aan de buitenzijde alleen getint glas te zien is, gescheiden door een kitvoeg. Dat levert de bekende 'spectaculaire' plaatjes op van een grillig gevormde donkerglazen plak die eerst 's avonds haar hele interieur van tekstverwerkers en prullebakken blootgeeft. In werkelijkheid hangen deze glasplaten, onderling met bouten verbonden tot verticale stroken, aan de verdiepingsvloeren van gewapend beton. Een konstruktie die pas mogelijk is door het toepassen van voorgespannen glas: glas dat na het voorbewerken, gaten boren enz wordt verhit en heel snel weer wordt afgekoeld. De buitenlagen van het glas stollen om de binnenlaag heen, en in de doorsnede van de glasplaat heerst dus aan de buitenzijde een gezonde trekspanning en een drukspanning in de kern van de plaat. De volgende stap in deze technologische ontwikkeling zijn de serres aan het overigens foeilelijke Cité des Sciences van Adrian Feinsilber, in het Parc de la Vilette in Parijs. Hier hangen de kolossale glaspanelen aan een achterliggend skelet van ranke stalen buizen, en ze zijn door tuikonstrukties afgespannen tegen winddruk en -zuiging. De glazen AGA-zaal in de Beurs van Berlage van Pieter Zaanen en Mick Eekhout is feitelijk een gelijksoortige konstruktie: de binnensituatie maakt alles konstruktief veel eenvoudiger. Beide projekten zijn voor de uitdenkers van de materialisatie een aanleiding geweest een publikatie uit te brengen.

Product Development in Glass Structures
Mick Eekhout begeeft zich al jaren als ondernemer op het gebied tussen architectuur en product. In die zin neemt hij een positie in die veel te weinig producenten op het gebied van de bouwmaterialenproduktie in Nederland innemen. Om zijn positie niet zozeer als verlichte producent te benadrukken maar veeleer die van producerende ontwerper, als Jean Prouvé of Renzo Piano, heeft Eekhout een dissertatie geschreven over de fiosofie achter zijn bedrijf Octatube. Product Development in Glass Structures is te zien als onderdeel van deze dissertatie.
Het merkwaardige is dat Eekhouts kwaliteit in het geheel niet in publikaties ligt. Eekhout komt niet met totaal nieuwe ruimtelijke of constructieve concepten, Eekhout heeft geen nieuwe filosofie over de bouwende mens. Eekhouts kwaliteit ligt juist in zijn vermogen om als erudiete producent de noodzakelijke praktische afwegingen te maken tussen doel en haalbaarheid. In de tijd dat space-frames uiterst kostbaar werden en aanleiding waren om het structuralistisch detail in the ultimate node te ontwikkelen, ontwikkelde Eekhout een space frame van buizen met platgeslagen einden, boutjes en schetsplaatjes. Géén gezicht inderdaad, maar direct toepasbaar en zo goedkoop dat het space-frame zich als konstruktief principe kon emanciperen. Zo ook moeten we konstateren dat het mooi is dat de AGA-zaal er gekomen is, maar de esthetiek van de tuikonstruktie en de knopen zelf is twijfelachtig en de elegance ontbreekt waarmee materialen op detailnivo zijn samengevoegd.
Product Development in Glass Structures biedt al met al verrassend weining nieuws. De uiteindelijke detaillering van bijvoorbeeld de AGA zaal is niet opgenomen, en slechts tussen de regels door lezen we iets over de wijze waarop de details zijn gemaakt en uitgevoerd.

Le Verre Structurel
Editions du Moniteur hebben het gelukkige initiatief genomen een reeks publikaties te starten gewijd aan het ontwerp van de materialisering. In Frankrijk per slot van rekening een zelfstandige beroepspraktijk door de zg Bureaux d'Etudes die werktekeningen en direktie voor hun rekening nemen. Een van de eerste uitgaven hiervan is Le Verre Structurel, een boek rond de konstruktieve aspekten van de serres van de Cité des Sciences, Parijs. Het boek voert ons -vanaf de glasgevel in Ipswitch- langs het pad waarlangs de ontwerpers gegaan zijn om de gevraagde glazen serres te maken voor het nogal massieve museum van de techniek. Alle aspekten komen daarbij beknopt aan de orde: de toleranties waarmee de gaten in het glas moeten worden geboord, de wisselende wind belastingen op de enorme glasvlakken (32x32 meter), de flexibele ophanging van de glasplaten aan de achterkonstruktie, en tenslotte die konstruktie zelf. De ontwerpers hiervan, Peter Rice, Martin Francis en Ian Ritchie hebben al een indrukwekkende staat van dienst bij Rodgers, Piano, Foster, als ontwerper van zeilboten. Tenslotte zijn zij als adviesburo RFR verantwoordelijk voor een groot aantal Franse High Tech konstrukties zoals het zeildak in de l'Arche, en de glaskap van Pei's Pyramide. Behalve de gevels van het Cité des Sciences bevat het boek dokumentatie van een aantal latere projekten: de passerelle van Lintas in Parijs, de overdekte promenade van Verdun en een bankgebouw van Odile Decq. Het boek bevat bovendien een schat aan werktekeningen, materiaal- en afwerkingsbeschrijvingen waardoor het voor diegenen die deze manier van konstrueren interessant vinden zonder meer een aanrader is. Daarnaast kan het boek gelezen worden als aaneenrijging van anekdotes om coute que coute een bepaald beeld te realizeren, zonder dat ook maar duidelijk is of dat architectoinisch interessant is of een goede biotoop biedt voor bomen en planten: hierdoor is het ook voor diegenen die deze manier van konstrueren absoluut oninteressant vinden zonder meer een aanrader.

Het Detail
De serres van RFR hebben een H vormig aangrijpingspunt voor de ophanging van de glaspanelen. De AGA-zaal van Octatube/Zaanen/Eekhout heeft een detail waarbij in een kruisvorm telkens een viertal fixatiepunten van de glaspanelen zijn gevat. Hoewel de detaillering van de serres duidelijk voorging aan die van de AGA-zaal, wordt la Villette maar een keer in het boek van Eekhout genoemd: namelijk wanneer het gaat om de vorm van de fixatiepunten. Voor de AGA-zaal is gekozen voor een X-vorm ipv de H-vorm van la Villette: "it is simply "not done" (om die vorm over te nemen)"(sic!).
Het merkwaardige is dat de nadruk wordt gelegd op de vorm van de knoop: een H of een X. Het al genoemde bankgebouw van RFR heeft bijvoorbeeld ook een X-vormige knoop. Interessanter is dan ook niet de vormgelijkenis, maar de wijze waarop de konstruktieve eisen in de knoop en detail zijn vertaald.
De AGA-zaal staat binnen: als een fors uitgevallen vitrine waarop geen grote veranderlijke (wind) belastingen werken, zoals bij de serres. De verschillen in de condities leiden tot verschillen in de knopen die waarschijnlijk het best het verschil aanduiden tussen aanpak van RFR en Eekhout.
De knoop van de serres van RFR is zodanig gemaakt dat de glasplaten ten opzichte van elkaar kunnen buigen en bewegen -als een zeil- zonder dat de ophangingskonstruktie in het glas buigende momenten oproept die tot glasbreuk kunnen leiden. De knopen van RFR bestaan dan ook uit bouten die zeer vast in het glas worden bevestigd, in conisch geboorde gaten en een vulring van plastisch aluminium. Deze bouten worden met een soort fuseekogeltjes scharnierend bevestigd in de eigenlijke knoop, en ook die kan weer scharnieren tov de tuikonstruktie en de staalkonstruktie. Hierdoor kan de totale konstruktie allerlei grote vervormingen doorstaan zonder breuk te veroorzaken. Waar mogelijk zijn gietstukken gebruikt, en allerlei ingenieuze bevestigingspallen, borgmoeren met tweegatsaangrijping en veren dragen bij aan de vorm die lijkt op scheepsbeslag van een wedstrijdkatamaran of formule 1 auto.
De knopen van Eekhout worden gewoon in elkaar gelast uit stafmateriaal. De ophangpunten hebben tov elkaar geen enkele nastelruimte meer. De onprecisie in de geboorde gaten ten opzichte van de ophangingskonstruktie wordt niet in de knoop opgelost als bij RFR, maar veel eenvoudiger: het gat wordt groter geboord, daarin wordt een nylon ring gezet met een excentrisch gat waardoorheen de bout steekt. Door de nylon stop in de juiste positie te draaien kan eea worden nagesteld. De bout wordt ook hier onder voorspanning gemonteerd, dwz dat hij het glas inklemt (als een vel papier tussen beide handen geklemd) en het boutgat dus niet op afschuiving wordt belast (zoals een vinger door een gat in een vel papier tot scheuren leidt). Bij RFR is door de conische boring een prachtige bevestiging, met de platte boutkop in een vlak met het glas. Bij Eekhouts AGA-zaal is het een bevestiging op het glas, als een traditionele boutkop.
Al met al maakt dit duidelijk waar althans onze voorkeuren liggen. Onmiskenbaar blijft dat Eekhouts konstruktie is gemaakt voor een fraktie van wat de serres in la Vilette hebben gekost.

2cv of DS
Het blijft niettemin intrigerend of alle omzichtige konstrukties die RFR in hun knopen van La Vilette hebben gestopt ook daadwerkelijk nodig zijn voor een degelijke toepassing. Het al genoemde bankgebouw van hen bijvoorbeeld heeft een eenvoudiger knoopkonstruktie, waarbij een ingenieus excentriek de maatverschillen op kan nemen, en niet alle bevestigingen ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren. Bovendien is hier ook dubbelglas toegepast. Voor de enorme glasgevel van het Ministerie van VROM zal ook een eenvoudige konstruktieve knoop worden toegepast. Als het glas over een paar jaar eruit waait, weten we wie er gelijk had.
Tegenover de exclusieve, hoge technische en designkwaliteit van RFR staat de pragmatische, provincialer benadering van Eekhout. Zoals een eend verschilt van een strijkijzer, maar beide je voeren waarheen je wilt.