Bood U Dubo? (Bouw 1998)

1998

Bood U Dubo?

Dat het Pantheon in Rome een verpletterende indruk heeft gemaakt kent vele voor de hand liggende redenen: échte monumenten zijn niet voor niets Monumenten. De opening middenin de koepel relativeert immers het menselijk tekort tegenover de vogels, de wolken en de sterren. De kolossale koepelconstructie verbeeldt de ingenieurskunst: het menselijk vermogen zijn beschutting te bouwen en te construeren naar gevoel en verstand, naar ervaring en calculatie. Onder de horizon van de koepel het panorama aan nissen, zuilen, lijsten, teksten en treden: de kunst om uit duizelingwekkende mogelijkheden een samenhangende driedimensionale orde te verbeelden die aan eisen van tijdloze schoonheid voldoet. De wetenschap dat dit gebouw 2 millenia in vol bedrijf het stadshart van Rome siert is tenslotte de mokerslag voor elke cynische archi-toerist. Het geniaal ontwerp, de geschiktheid van het gebouw als gebedsruimte en de massa gehouwen steen en gegoten beton van het Pantheon verlenen het gebouw een monolithische duurzaamheid als van diamant. Hoe anders is dat met eigentijdse apparaten, relaties en gebouwen. DuBo –Duurzaam Bouwen– is te begrijpen als beweging vanuit consument en politiek om onderhoudvriendelijkheid en repareerbaarheid, om de milieuvriendelijkheid van toegepaste materialen te vergroten opdat de houdbaarheidsdatum van straten en wijken wordt verlengd. Hoe moeilijk dat is voor de regelgeving mag blijken uit een project dat nu in voorbrereiding is. De energie-ambitie was hier vertaald in een programma van eisen voor dure koopwoningen waarvan het leidingnet met opzet zo spaarzaam was gepland dat nooit en te nimmer een forse warmwaterstraal uit de douchekop had kunnen komen. En hoe dubbelzinnig is het voor de bouwindustrie die zich in bochten wringt om bestaande producten en constructies nu weer als duurzaam aan te prijzen: een opdekdeur en een betonnen sneldekpan voor de eeuwigheid of een kanaalplaat voor uw kindskinderen. De bouwindustrie gaat hier voorbij aan de dynamiek van initiële investering, exploitatie en afschrijving. Voor die dingen die een kort leven beschoren is –zoals directieketen of opdekdeuren in tijdelijke separatiewanden– moet je een verantwoord geavanceerd product hebben met een lage energie–inhoud en opgebouwd uit herwinbare grondstoffen. Maar voor een goede eiken voordeur die je over 100 jaar kan afschrijven kan best wat meer vooraf geïnvesteerd worden. Hoe moeilijk Duurzaam Bouwen is voor het ontwerp voor stedenbouw en architectuur mag blijken uit de naamgeving van een al sinds de stadsvernieuwing bestaande tegenbeweging. Romantische architectuur is de smeltkroes waarin humanisering van nieuwbouw, pluriformiteit van architectonische middelen, herwaardering van bewezen typologieën en architectonische conventies én het primaat van opdrachtgever en bewoner opnieuw zijn bijeengebracht. Tot op heden werd de strijd hiervan achter de schermen beslecht: incidenteel gerealiseerde projecten in binnen- en buitenland werden door de broodschrijvende kunsthistorici doodgezwegen, protagonisten werden beschimpt. Projecten waarin ook maar een schijn van die  romantiek of pluriformiteit aanwezig leek werden halverwege beknot of van boven bijgestuurd. Zo leek het haagse Wateringse Veld geïnspireerd op het ontwerp van een engels landschapspark: een stadsplan met veelal gebogen straten of lanen waarmee een schilderachtig effect van het oprijzen, vervagen, openen en draaien van uitzichten werd beoogd. De uiteindelijk geselecteerde architecten hadden echter allen een staat van dienst met modernistische wijkjes en nieuwbouwwoningen. Het eindresultaat van dit gedwongen huwelijk is over een klein jaar op ware grootte te zien. Voor de naastgelegen wijk Ypenburg werd het nog beeldloze stedenbouwkundig plan geladen met een enorme hoeveelheid traditionele referenties. Aardige lanen, ensembles en kappen van rond de eeuwwisseling zouden een afwisselend en boeiend beeld geven van wat de stedenbouwkundig ontwerpers voor ogen stond. Diegenen die zich de moeite getroosten om de wijk te bezoeken kunnen met eigen ogen de beoogde romantiek en de gerealiseerde stedenbouwkundige confectie beoordelen. Je vraagt je af of ontwikkelaars, bestuurders, financiers en kopers zich achteraf niet misleid voelen wanneer ze de planreferenties van weleer zouden zien. Natuurlijk hebben de nieuwbouwwijken van afgelopen jaren kwaliteiten en het is onzin de lessen daarvan niet te benutten; maar is het dan blijkbaar wel verboden om terug te vallen op nieuwbouwwijken van 70 jaar geleden? Nu wordt al te gemakkelijk het ‘New Urbanism’ afgedaan als zoveelste trendy maniertje, als één van de denkbare metaforen om een woonmilieu nog identiteit en formele samenhang door de schalen heen te geven. Voor een nieuw te bouwen wijk elders heeft de stedebouwkundig supervisor het plan geladen met beelden van huizen-met-daken. Eén van de architecten die een deel hiervan uitwerkt heeft een modernistische mega-structuur ontworpen die in woningen is verkaveld. Deze architect weigert zich te conformeren aan het beeld wat de supervisor vraagt en wringt zich in formele bochten door te wijzen op terugliggende kleine lessenaarsdaken her en der op de langgerekte woongebouwen. Daarmee zouden ze het voorgeschreven oppervlak schuin dak en een parcellering gemaakt hebben –ongeveer zoals de kartonnen opdekdeur aan ons beeld van een duurzaam huis voldoet.