Tien Minuutjes

1998 (Platvorm tgv 750 jaar Den Haag)

In tien minuten wandelen laat je een spoor van zevenhonderdenvijftig meter voetstappen achter: tien minuten is een handzame maat in de stad. Zevenhonderdenvijftig meter lang is de Elandstraat, de Hobbemastraat, het Spui/Zieken, de Ruychroklaan, de Hengelolaan en de Wieringsestraat. Zevenhonderdvijftig meter breed is de Zeeheldenbuurt, Mariahoeve, Scheveningen-Dorp en het Laakkwartier. In tien minuten wandel je van de Resident naar de Grotiusplaats; de Theresistraat in naar de Laan van Nieuw Oost Indië is ook tien minuten en weer tien minuten verder sta je aan de Carel Reinierszkade. De stad gaat al eeuwen mee en al die tijd is de actieradius van de tien minuten wandelende mens een maatstaf. Tien minuten is te doen, ongeacht het weer. Of de huizen nu van hout, metselwerk of beton zijn, of er karren, koetsen, auto’s of trams rijden, of we hoofd- of handarbeid verrichten –zevenhonderdvijftig meter is dé maat. De jaarringen van de stad hebben elk een eigen karakteristiek, gekleurd door de toen geldende afwegingen over stadsschoon, woningen, voorzieningen en verkeer. De tand des tijds velt een onbarmhartig oordeel over de stad: wat bevalt mag blijven staan en de rest wordt vervangen. Het Kurhaus na een brand binnen een jaar herbouwd en zevenhonderdenvijftigduizend uur later mocht het bij de ontwikkeling van Scheveningen Bad wéér blijven staan. 
Zevenhondendenvijftig meter is ook de maat tussen Noordwestbinnensingel en Zuidwestbinnensingel, van de ZHB brouwerij tot de Pander fabriek zeg maar. En het is ook de lengte van de Prinsegracht. Van dit stuk van de Haagse binnenstad bestaat een aangrijpend familieportret. Aangrijpend omdat het een foto is van overledenen: een onafzienbare rij huizen schouder-aan-schouder, de vensters glanzend gewend tot de straat. Het is zeker geen klassefoto: daar is immers iedereen even oud. De huizen hebben zijn soms hoog, soms laag, zijn stilistisch sterk verschillend. Sommige huizen zijn net nieuw –zo van rond de eeuwwisseling. Andere huizen –architectuur die uit bijna niets meer bestaat dan omlijste vensters in een gemetseld vlak en een lijst erboven– zijn dan al een eeuw oud. En dat is vaak nog schijn: de meeste gevels zijn begin 19e eeuw een eigentijdse vervanging voor de huisjes uit de zestiende en zeventiende eeuw. De Vleerstraat was éénhonderd jaar geleden een grote winkelstraat van Den Haag. Binnen het carré van zevenhonderdvijftig bij zevenhonderdvijftig meter -van de Lijnbaan tot de Grote Markt, van de Veenkade tot het Buitenom- stond en functioneerde een stad met duizenden inwoners. Hier werd gewerkt, gemaakt, gekocht, gelegerd, in verzekerde bewaring gesteld, gewoond, gebaard, bemind, begraven, beleend, gemusiceerd, onderwezen en verzorgd. Het stratennetwerk verdichtte zich onder deze druk tot de twintigste eeuw: tuinen werden volgebouwd met sloppen en stegen. In het nog geen 9 meter brede straatprofiel van de drukke Assendelftstraat-Vleerstraat reed tot in de twintiger jaren van deze eeuw lijn twee, van het eindpunt Slachthuisterrein naar het eindpunt in de Atjehstraat. Op de kruising met het Westeinde was het zo druk dat hier de eerste verkeersagent stond om het verkeer te regelen. Dat de zaal Concordia (!) heette aan de Korte Lombardstraat belette Marx en Bakoenin niet er de Internationale te splitsen waardoor Anarchisten zich tegenover Communisten plaatsten. De Marine zat op de hoek Torenstraat-Noordwal, Rijkswaterstaat aan de Lange Lombardstraat, het Conservatorium aan de Laan en op de foto van de Vleerstraat staat het Stedelijk Gymnasium in de verte nog op de kruising met het Westeinde –tot het vertrek naar de nieuwbouw van Gymnasium Haganum. Een verkeersdoorbraak van Torenstraat naar Prinsegracht kostte in de twintiger jaren hele straten bebouwing. De rij lage huisjes aan de Jan Hendrikstraat stond oorspronkelijk aan een smalle steeg. Waar de Jan Hendrikstraat de bebouwing van de Prinsegracht doorboorde werden op de hoeken twee markante gebouwen neergezet. In de wijk werden sloppen geruimd, bedrijven gesloten, straten opgebroken. Een grofmazig stratennet werd geprojecteerd en wezenloze nieuwbouw werd ingebracht. De protieketagewoningen van vlak voor de oorlog rond het Slijkeinde: geïmporteerd uit Benoordenhout. In de zestiger jaren de sanering met hoge galerijflats in een wezenloze steppe: ‘buurtpark’! Reflectie van de stadsvernieuwing bracht het niet verder dan wezenloze straatprofielen en architectuur die vooral uit de oeuvrecatalogus van de individuele architecten geplukt lijkt. De Vleerstraat werd in de zestiger- en zeventiger jaren gesloopt met zijn verlengde, de Breedstraat. 

De foto van de Vleerstraat is hallucinerend: het is het beeld van een stad die vele malen groter was dan de stad Den Haag die we nu kennen. De dichtheid was er hoger, van mensen, voorzieningen, diensten, producten, werkplaatsen. Er waren kortom veel meer straten en veel meer adressen op tien minuten gaans. 


SCALA/mieke bosse, peter drijver (750 woorden)