Traditioneel eigentijds Nacht vd Architectuur Arnhem 2005

1.
Als architectenbureau heeft ons bureau mogen werken aan het project Schuytgraaf –en dat is misschien ook de reden dat ik hier voor U sta. Verder heeft U het Openluchtmuseum als Architectuurinstituut: in ons den Haag hebben we Madurodam.
De Vinexlocatie Schuytgraaf is een stedenbouwkundig plan van Kees Christiaanse. Het plan bestaat uit velden –door Christiaanse niet buurten maar enclaves genoemd– met elk ongeveer 600 woningen die naar de waan van de dag verschillend ingevuld kunen worden. De velden zijn elk apart te klein om eigen voorzieningen als een school of kinderdagverblijf te hebben; de groenstroken die de velden scheiden zijn te smal om net als Emmen er een archipel in het groen van te maken. Omdat er verder geen regie over de samenhang van de velden wil zijn is het karakter van Schuijtgraaf zelf voorlopig ongewis. Op dit moment is er een veld Vestingstad en een veld Tuinstad in uitvoering; het veld Amerikaanse Wijk is in voorbereiding. Hierbij wat beelden van woningen die we ontworpen hebben in het veld Vestingstad.

2. traditionele architectuur
Onlangs omschreef Christopher Alexander traditionele architectuur als ‘the presence of living structure’. Hij wees daarbij op de universele culturele betekenis hiervan en de vormenrijkdom die hiermee mondiaal is bedoeld. Betekenisvolle conventies die stedelijke, architectonische en bouwkundige implicaties insluiten zijn in vijftig jaar architectuurpraktijk en onderwijs uit de discipline verbannen. In de architectenbladen is bij voortduring gehamerd op de vermeende noodzaak tot amechtige vernieuwing waarbij met name ongeletterde jonge architecten moeten zorgen voor de gewenste olifant in de porseleinkast. In het buitenland lijkt dit Nederlands modernisme populairder dan ooit: een pragmatische ontwerpopvatting die dweept met de vergankelijkheid en banaliteit van mode, media, vermaak en consumptie en zich geen rekenschap geeft van culturele consekwenties of bouwkundige onderhoudsimplicaties. Haar schamele inhoudelijke verantwoording zoekt ze in retoriek en beelden ver buiten de eigen discipline. ‘The presence of living structure’ –traditionele architectuur– is echter springlevend: er is koopkrachtige markt–vraag en er is maatschappelijke vraag naar de gebleken operationaliteit ervan bij uiteenlopende ontwerpopgaven.

3. begrippen
Vannacht gaan we het hebben over traditionalisme en de eigentijdsheid daarvan en het lijkt me goed onze woordenschat op elkaar af te stemmen.
Allereerst de begrippen Imitatie en Kopie: een imitatie is een navolging met de pretentie het werk te herscheppen. Het is dus creatieve arbeid. Een kopie is een mechanisch duplicaat; voorbeeld van een kopie zijn de recreatiewoningen bij Bruinisse. Het voorbeeld van een imitatie komt uit de wereld van de film: de leaders van James Bond werden oorspronkelijk gemaakt door Maurice Binder. Die van de nieuwste Bond films worden ruim dertig jaar later gemaakt door Danië l Kleinman en zijn zonder meer als Bond leader herkenbaar.
Als tweede begrippenpaar de idylle en de kitsch. Idylle is een geheel van ideale omstandigheden. Kitsch is schijnkunst die van vals sentiment getuigt met als voorbeeld recreatiewoningen bij Bruinisse. Als voorbeeld van idylle het wonen op een 18e eeuwse buitenplaats, een 19e eeuws neoklassiek landhuis of de lifestyle van de verkoopbrochure.
Als derde begrippenpaar traditie en retromode.

Traditie is wel eens gedefinieerd als verzameling bewezen uitvindingen: het is de overlevering van cultuurgoederen en gewoonten. Retromode is herwaardering van vroegere gebruiken, met als voorbeeld alweer Bruinisse. Voorbeelden van zestig jaar traditie in het industrial design zijn hier weergegeven voor een analoge camera en een sportauto.
Het laatste begrippenpaar is tijdloos en eigentijds. Eigentijds is natuurlijk de recreatiewoning in Bruinisse, tijdloos is de intelligentie van een oud kozijn dat al 100 jaar waterdicht weet te zijn en tijdloos is het wonen in een huis. Onze huizen zijn comfortabeler dan ooit, maar wat we er doen verschilt niet zoveel van wat mensen 600 jaar geleden in een huis deden.

Onlangs betoogde Hans Ibelings dat ‘Traditionele Architectuur’ geen eigen traditie heeft en die telkens opnieuw lijkt te moeten uitvinden en benoemen. Ik denk dat het eerst zinvol is traditionele architectuur te onderscheiden wanneer het Modernisme zich als zodanig ervan bevrijdt heeft. In de architectuurproductie tot begin vijftiger jaren is er in Nederland een bloeiende traditionele stroming die mede door de opgelopen oorlogsschade een rijke maar enigszins in de vergetelheid geraakte productie heeft opgeleverd.
De woningbouw van verlichte industrië len zoals het Agnetapark in Delft, of hier ‘t Lansink in Hengelo, was onderdeel van de tuinstadsbeweging die door vele woningcorporaties vanaf 1901 werd ingezet. Architecten lieten zich inspireren door de vormenrijkdom van de historische stad en door de vormenrijkdom van het onbedorven platteland. Schijnbaar moeiteloos werden moderne stadshuizen ingepast.
Met het herstel van de eerste oorlogsschade was de opgave om de identiteit van hele dorpen en steden te herstelllen. Hierbij werden vormen van restauratie en vrije reconstructie uitgeprobeerd waarbij actuele zaken als beeldregie, stijlverscheidenheid, harmonie en parcellering aan de orde waren. In workshops werkten architecten aan bijvoorbeeld Rhenen en Rotterdam en vergelijk dat eens met Brandevoort of de Resident. Omvangrijke buurten en dorpen volgden van Tholen tot Heerlen, van Alblasserdam tot Sluis.

Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig keerde het tij: woningnood maakte ruim baan voor het industrië le bouwen dat het erfgoed van de moderne beweging omsmolt tot verantwoorde galerijflats. In dat barre productivisme was geen plaats meer voor gevoeligheden van de traditionele architectuur.

Het zo geforceerde isolement van traditionele architectuur met de actualiteit van de ontwerpopgave en het ontwerponderwijs heeft de inhoudelijke ontwikkelingen binnen de traditionele architectuur voor het eerst sinds de opkomst van de moderne bewerging tot stilstand gebracht: na Kropholler, Berghoef en Eschauzier lijkt de stroom opgedroogd. Vandaar dat ‘hedendaagse’ traditionele architectuur veelal terugvalt op oplossingen uit de vijftiger jaren.

Sinds juni vorig jaar komt elke maand een groep ontwerpers, stedenbouwers en ontwikkelaars bijeen die zich herkent in elkaars werk. Ervaringen worden uitgewisseld, het theoretisch kader gescherpt. Het werk van deze groep illlustreert de verscheidenheid het beste.
Verder is er op conferenties en webistes een bloeiende uitwisseling met soortgelijke groepen in omringende landen en de Verenigde Staten. Het gaat goed.

dank u wel

Peter Drijver
Nacht vd Architectuur Arnhem