Schoonheid = Duurzaam (Bouw 1999)

1999

Eerste acte. Ingenieur van RGD vertelt van indrukwekkende luchtbehandelingsinstallatie die de Oranjezaal van Huis ten Bosch gaat klimatiseren. Intensiever gebruik als ontvangstruimte impliceert betere beschermingsmaatregelen voor de lijstloos opgespannen doeken die de zaal tot ruimtelijk panorama van Frederik Hendriks leven maken. De Zaal moet dan ook thermisch geïsoleerd gaan worden: het damptransport dreigt zich een weg te banen door de 300 jaar oude houtconstructie die de laatste koudebrug vormt.
Tweede acte. Woordvoerder van Stichting Garantiefonds Timmerwerk zegt dat europees eiken niet voor buitenkozijnen gebruikt mag worden omdat de Stichting Keuringsbureau Hout het niet heeft gecertificeerd. 
Van de Solomonseilanden weten we dat het daar gekapte hout een piekfijn 67x114 kozijntje oplevert maar we zijn nog niet op het idee gekomen ons hout uit de achtertuin te onderzoeken -een achtertuin waar we voor de ogen van de wereld eens kunnen demonstreren wat we bedoelen met productiebossen en herbebossing. 
Tezamen met alle gebouwen om ons heen zijn het Bouwbesluit, de Kwaliteits Voorschriften Timmerwerk maar ook de bepalingen van het Garantie Instituut Woningbouw gestolde kennis. Een klonterig magma dat totstandgekomen is na bemiddeling van oral history, van met idées fixes behepte analisten, van doorslagen, van klokken en klepels. 
Maar als er zo’n uitgebreide clerus van instituten, stenotypistes en goedbedoelende ambtenaren de staat van de discipline monitort en administreert vraag je je af of er nog milleniumproblemen te verwachten zijn. Vitruvius waarschuwt dertig jaar voor Christus tegen loodvergiftiging door de aanleg van loden waterleidingen: twintig eeuwen (!) later waren er nog steeds huizen met loden waterleidingen in het rijkste en meest ontwikkelde deel van de wereld. Hoe komt het dat een discipline zoveel weet en toch zoveel vergeet? 
Indicatief in onze tijd is de mateloze arrogantie en onwetendheid waarmee architecten en technisch adviseurs optreden ten aanzien van komaf en inhoud van de eigen discipline. Waarom is men zo zelfverzekerd van eigen kunnen en weten terwijl om ons heen het tegendeel blijkt? Waarom moet met telkens weer met glossy drukwerk een steeds vierkanter wiel met almaar slechter lagers worden gepresenteerd? Een paar honderd jaar na de Romeinen waren de Europeanen de kunst van het brood bakken verloren: enkele eeuwen lang at iedereen pap. Architecten weten –in de Montessori-waterval van eigen preoccupaties, ervaringen en beelden– als geen ander hun dyslectisch kennistekort te verbergen; geen leek durft hen in het openbaar nog te confronteren met een architectuur van buiten de individuele ‘opvattingen’ of ‘visies’. 
Neem dat Huis Ten Bosch. Een speelhuis moest het worden voor als Amalia even niet prinses wilde zijn en dan liever niet van die veeleisende drinker Jacob van Campen maar van bouwmeester Pieter Post. Een nijver vakman die bovendien een beminnelijk mens was. Met de dood van Frederik Hendrik werd het huis nog tijdens de bouw veranderd in een mausoleum. Post paste de maat van de koepel aan en van Campen hielp Amalia met de decoratie van de Oranjezaal: de bovenlichten werden voorgoed verduisterd en de zaal werd een omgeving waarin architectuur en schilderkunst, interieur en exterieur, heden en verleden van Frederik Hendrik oplosten. In die driehonderd jaar is de zaal met haar schilderingen wonderbaarlijk gaaf gebleven afgezien van enkele modieuze aanpassingen van Daniël Marot. En alle onheil dat geacht wordt op te treden bij onverwarmde gebouwen met massieve gemetselde muren heeft hier nu eens niet plaatsgevonden. Het pleisterwerk op de wanden lijkt zo goed als nieuw, de staat van de doeken is uitzonderlijk. De ingenieur van de RGD zal misschien stellen dat dit toeval is: logischer is het te concluderen dat de 17e eeuwse bouwmeesters gewoon niet achterlijk waren. Huis ten Bosch is simpelweg een ongelooflijk goed gebouw dat na driehonderd jaar met enige weloverwogen hulp nog eens driehonderd jaar kan blijven functioneren. Het meester-gezel principe en de gildestructuur vormden blijkbaar een waarborg voor de accumulatie van alle kennis van het bouw- en ontwerpvak. De handboeken deden de rest. Slot Loevestein heeft eiken deuren van een paar honderd jaar oud -de eiken kozijnen zijn nog wat ouder. In veel 19e eeuwse huizen hangen nog steeds de oorspronkelijke, fraai bewerkte voordeuren -en tja ook weer veel eiken. Een voordeur die al meer dan honderd jaar open en dichtgaat bewijst dat men niet alleen heel goed wist aan welke technische eisen een voordeur moest voldoen. Daarbij wist men ook dat een ontworpen, geprofileerde deur die past bij het huis de kans loopt beter en langer onderhouden te worden dan een als voordeur gebruikte keukendeur of vlakke deur. Zo’n specifieke deur bewijst dat Schoonheid duurzaam is: een wetenschap die ze in Delft weigeren te over te leveren aan jonge architecten.