Hoogbouw in Den Haag: een reactie (Wils&Co, 1998)

(Wils&Co, 1998?)

concept-reactie discussienota hoogbouw in den haag: hoogbouw als strategie voor stedelijke ontwikkeling.De discussienota Hoogbouw1 in Den Haag heeft als ondertitel ‘hoogbouw als strategie voor stedelijke ontwikeling’. In welke zin en op welke wijze kan hoogbouw een strategisch middel zijn om de ‘comfortabele woonstad, (internationale) werkstad en stad aan zee’ een zekerder toekomst te garanderen? De nota constateert dat ‘hoogbouw bij uitstek een uitdrukking is van stedelijke dynamiek’. Een dergelijke constatering gaat op voor Singapore, Quito of welke andere metropool in de derde wereld ook, maar niet voor een westerse stad. Steden zonder al te veel oorlogsschade als Amsterdam en Den Haag hebben behalve kerkspitsen van rivaliserende gezindten en verspreide parochies nauwelijks hoogbouw. De stedelijke dynamiek vond altijd plaats door verdichting van de bouwmassa en de wederkerige kruisbestuiving van uiteenlopende, aanvullende programmaas. De diamantslijperij, de bank, de handel, de vemen enzovoorts. De plaats voor de kruisbestuiving was de openbare ruimte: de markt, de straat, de winkel, het plein en de openbare ontmoetingsplaatsen als café’s en sociëteiten. 

Hoogbouw zoals de nota die schijnt te bedoelen is een fenomeen uit de periode 1880-1929 toen de Amerikaanse economie een onvoorstelbare ontwikkeling dooermaakte. Wolkenkrabbers uit het begin van deze eeuw werden gebouwd door puissant rijke industriëlen en plutocraten – soms als huisvesting van de eigen firma maar doorgaans voor een markt van kleine huurders. De geschiedenis en ontwikkeling van hoogbouw –stedenbouwkundig, programmatisch en architectonisch– is gebrandmerkt door haar inzetbaarheid om grondwaarde verschuivingen in de stedelijke agglomeratie van richting te doen veranderen. ‘The City’, ‘The Loop’ zijn karakteriseringen van geografisch beperkte monofunctionele gebieden waar astronomische grondwaarden worden gerealiseerd: niet omdat de kantoren er comfortabeler zijn, niet omdat de espresso op straat beter is, niet omdat je op vijf minuten lopen van je werk mooi kunt wonen maar omdat de duurste champagne voor velen de lekkerste is. De individuele herkenbaarheid van het architectonisch object vrij in het stedelijk panorama is voor de meeste hoogbouw nog steeds het leidend beginsel voor de uitwerking van een commerciële architectuur. Omdat in Nederland een dergelijke plek niet te vinden is zal hoogbouw in Den Haag in eerste instantie een ander doel dienen.

1. GEHEUGEN Met de ‘eerste hoogbouwgolf’ wordt door de nota het laatstleden decennium bedoeld waarin onder meer de VNO toren, de woontoren Bezuidenhout-West, de Muzetoren en de Zürichtoren werden gebouwd en de Hoftoren werd gepland. Het is op zijn minst merkwaardig dat de ‘eerste’ hoogbouwgolf niet wordt gekoppeld aan de plannen van Lucas, Niemeyer en Nervi voor de haagse binnenstad toen het hoogbouwdebat in de stad een hoge vlucht nam (1958-1963). Deze eerste hoogbouwgolf van begin zestiger jaren schonk ons uitendelijk het Transitorium, de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken, het Station CS/Kantoor Stichthage, de torens van Badger en Nationale Nederlanden aan de Prinses Beatrixlaan en de ontwikkeling va de rijkskavels rond Koninklijke Bibliotheek en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1958 stelde de Gemeente de Verordening Houtmarkt-Turfmarkt op om de City-ambities van Zwolsmans EMS te steunen. Deze verordening liet de ontwikkelaar de vrije teugel omdat er geen sprake was van een totaalvisie of andersoortige inbedding van het plan in het geheel van de haagse binnenstad. In 1965 werd deze Verordening aangepast op de in 1962 ontwikkelde bouwplannen voor onder meer een toren van 140 meter aan het Spui. Na de uiteindelijke afwijzing van het door de grondspeculant Zwolsman ontwikkelde bouwplan voor een toren van 140 meter (‘Plan Nervi’) werd de Verordening Houtmarkt-Turfmarkt voor deze locatie na een extreem lange procedure voor de Kroon andermaal gewijzigd: de bebouwingshoogte werd gelimiteerd tot 70 meter. Een hoogte die nog steeds –en juridisch gezien op goede gronden– wordt gehanteerd. In de notitie lijkt deze overigens ten onrechte verhoogd naar 80 meter. Van belang is echter dat de hoogbouwplannen uiteindelijk werden afgewezen nadat geconstateerd was dat deze niet passend waren in het historisch ensemble van de residentie.

2. VERDICHTING Compacte, intensieve bebouwing produceert mogelijkheden om op een beperkt grondoppervlak veel woningen, diensten en bedrijven te realiseren. Een actueel probleem voor Den Haag omdat deze stad de unieke beperking kent van de ligging aan zee: de stad zal nimmer een rondweg kennen als distributieplanologisch instrument. De intensivering van bebouwing langs de strook Prins Clausplein-Koekamp, de intensivering van bebouwing in de binnenstad als uitgangspunt voor verdichting is dan ook geen principiëel probleem. De vraag is echter in hoeverre hoogbouw een voor de hand liggende optie is om deze verdichting te realiseren2. De Grote Marktstraat is een eenmalige, geplande operatie om het grootwinkelbedrijf in de historisch gelaagde binnenstad te accomoderen. Wanneer het kernwinkelapparaat juist in die sector zich wil vernieuwen, dan dient de Grote Marktstraat van Grote Markt tot Spui –in samenenhang met het Sousterrein ter plaatse– herontworpen worden. De keuze om hier hoogbouw als verdichtingsmiddel in te zetten lijkt gezien de geconstateerde intensiveringsmogelijkheden op de verdiepingen vooral ingegeven door esthetische en commerciële overwegingen. De Welstandscommissie interesseert zich vanzelfsprekend in eerste instantie voor de welstandsaspecten en dus de mogelijke esthetische motieven.


3. SITTE-KRIER De opkomst en de ondergang van de Verordening Houtmarkt-Turfmarkt is illustratie van de weinig zelfbewuste en sturende verantwoordelijkheid die de stad heeft genomen waar het ingrepen in het stadsgezicht betreft. De Nota Hoogbouw (REO, 1993) is een nota waarin een bijstelling van dit beleid plaatsvindt. Inhoudelijk volgt de nota de recente ontwikkelingen in de binnenstad. Deze zijn te karakteriseren als het stopzetten van het Masterplan Spuikwartier/Forum van Carel Weeber en een integrale heroverweging om de aanhechting te herbezien van het Spuikwartier aan de stadzijde zowel als aan stationzijde en de zijde van de Juliana van Stolberglaan/Utrechtsebaan. Het masterplan BANK van Rob Krier en de studie Over de Utrechtsebaan hebben geresulteerd in bebouwingsvoorstel waarin hoogbouw in een strakke massaregie is opgenomen. De resulterende bouwinitiatieven (de overbouwing van de Utrechtsebaan door de Nationale Nederlanden en de VNO toren, de bebouwing van De Resident door MAB) hebben elk door plankwaliteit en door nauwgezette communicatie en PR niet geresulteerd in de eindeloze juridische patstelling die een eind maakte aan het Plan Nervi3. De Resident liet de stad zien dat bovendien hoogbouw onder voorwaarden stedenbouwkundig en architectonisch kan worden ingepast. Anders dan alle hoogbouwvoorstellen uit de zestiger jaren stelt Krier voor de programmatisch gevraagde verdichting in slanke torens op te nemen die uitrijzen boven de wanden van straten en pleinen. Deze ‘Needle Strategy’ levert volgens Krier een stadsgezicht op waar de bezoeker zich kan oriënteren door de wisselende zichten op de torens en spitsen en de manier waarop deze ten opzichte van elkaar in het panorama verschuiven. Krier actualiseerde daarmee de constatering van Camillo Sitte die de kerktorens en spitsen eenzelfde rol toedicht in de traditionele stad. Met de ‘Needle Strategy’ had Krier een visie neergelegd op hoogbouw in Den Haag waarmee een bundel torens gebouwd kon worden die vanuit de verschillende vistaas (Grote Marktstraat, Utrechtsebaan, Bezuidenhoutseweg, Koninginnegracht, Plaats) een aanvulling op het panorama vormt4.

4. DISCUSSIE De nota reikt een aantal stellingen aan. Het nadeel van deze stellingen is dat deze –in algemene zin verwoord– een dusdanig genuanceerd beeld geven van gevaren en mogelijkheden van hoogbouw dat er uiteindelijk geen relevante stelling mee wordt betrokken. Zo wordt solitaire hoogbouw in principe afgezen, maar de schoonheid van de Eiffeltoren, de Westertoren, of de Big Ben is onomstreden. En zelfs de programmatisch en architectonisch banale Tour Montparnasse is zo geraffineerd geplaatst in het web van Haussmann dat de toren zeker zo populair is als de driehoekige toren van Oud in het panorama van Den Haag. De in de discussienota opgenomen kaart en doorsnede roept echter vragen op die in de tekst niet aan de orde komen of waar de tekst nog geen uitspraken over doet. In het profiel over de Grote Marktstraat worden hoogtelijnen gesuggereerd die gezien de aanwezige bebouwing en het directe achterland van historische straten niet wenselijk is. Naar de mening van de commissie dient de hoogte van de bebouwing en de architectonische kwaliteit ervan hechte straatwanden van dit grootstedelijk decor te vormen. Hoogbouw zou direct gearticuleerd moeten zijn als een verhoogd accent van deze bebouwing. Of hoogbouw wenselijk is, is echter een zaak van een andere orde. De commissie constateert dat behalve de visie van Krier er geen nieuwe visie op hoogbouw ten grondslag ligt aan de nota. Tegelijkertijd veronderstelt de visie van Krier dat een uiterst behoedzame inpassing va hoogbouw in het gebied van de Grote Marktstraat onderzocht zou moeten worden vanuit de grotere schaal van het panorama en de kleinere schaal van de aanliggende buurten en straten. De comissie is van mening dat een ruimtelijke articulatie van de wanden van de Grote Marktstraat een ontwerponderzoek verlangd waar de kaartjes in de nota nu nog te ver op vooruit lopen. De constatering dat de hoogbouwzone hier uitgebreid moet worden is vooralsnog speculatief en niet onderbouwd.
Wat voor de Grote Marktstraat wordt gesteld kan ook worden volgehouden voor de andere locaties op de kaart. Hoogbouw naast station Moerwijk kan niet los gezien worden van de bajonet Berlage/Dudok: de as van de Gouverneurlaan en de as van de Erasmusweg. Of hoogbouw daar zinvol is is mede afhankelijk van de vraag of dit gebied nader in het panorama dient te worden geprofileerd en welke betekenis de plek daarmee in het panorama krijgt. Voor de locatie Zieken/Spui geldt eigenlijk hetzelfde: de voor de hand liggende stedenbouwkundige beëindiging van het Zieken is geschied door flatgebouw ‘De Struyck’ . Verbetering hiervan door toevoeging van Hoogbouw is op zijn minst een onwaarschijnlijke optie.
De in de nota geconstateerde overige gevaren cq gevolgen van hoogbouw worden voor de verschillende gebieden te weinig in kaart gebracht. Hoogbouw zuigt doorgaans functies uit de omgeving weg, pleegt roofbouw op de betekenis van openbare ruimte en veroorzaakt congestie op een beperkt oppervlak. Op welke wijze op de verschillende aangegeven locaties de voordelen van hoogbouw (accomodatie van grote programmaas) de nadelen zouden kunnen compenseren is onduidelijk.
Zeker, de esthetische inpassing van hoogbouw in het stadsgezicht is een actuele compositorische vraag, maar de nota reikt nog te weinig middelen aan om hierop betekenisvol beleid te formuleren. De tekst van de nota blijft nu te zeer bij de zwijmelende verzuchting dat een hoog gebouw –als een gebouwde staafgrafiek van de grondopbrengsten– toch wel aangeeft dat het erg goed gaat met een stad5.

 

 

 

 

1 Hoogbouw definiëren is niet eenvoudig maar is een eerste vereiste wanneer het een ruimtelijk hoogbouw-beleid in de stad betreft. Duikers Nirwana-flat zou het gebouwde bewijs moeten zijn bij het boekje ‘Hoogbouw’ van Duiker en Wiebenga– is niet hoger
dan een 19e eeuws pakhuis: bij duiker is hoogbouw het architectonisch beginsel van de in verticale richting eindeloos herhaalbare verdieping die hoogbouw een critische massa geeft waardoor comfort en economie kunnen worden gediend.

2 De studies voor het plan Spuimarkt hebben aangetoond dat de bebouwing in het kernwinkelgebied op maaiveld intensief wordt benut; op de vloeren daarboven biedt de bestaande bebouwing cq de bebouwingsenvelop door leegstand of opslag nog een enorm
groeipotentiëel. Door de Welstands- en Monumentencommissie is destijds uitvoerig stilgestaan bij de noodzaak de Grote Marktstraat te onderscheiden van de omliggende straten en pleinen.
3 De uitwerking van het plan voor De Resident in een workshop werd gezamenlijk georganiseerd door rijk én gemeente met een ontwikkelaar op de achtergrond. Daarmee is een nieuwe vorm gevonden waar de stedelijke dynamiek de belangen van de stad kan respecteren.

4 Het zou mooi zijn wanneer Wils&Co met de Stadsstedenbouwer een openbaar debat organiseerden waarbij Krier zijn visie uiteenzet als discussie’tool’ over een aantal gerichte min of meer hypothetische cases...

5 Een beeld van de onduidelijkheden wordt gegeven in het commentaar van MZ op de nota.

Download PDF